Emoties als stuwende kracht achter beweeggedrag bij oudere volwassenen

Emoties als stuwende kracht achter beweeggedrag bij oudere volwassenen

Hoe kan technologie ons beter ondersteunen bij het bevorderen van lichamelijke activiteit, vooral bij oudere volwassenen?

We weten dat meldingen op activity trackers vaak genegeerd worden, en dat bestaande interventies vaak geen rekening houden met contextuele factoren (vb. hoe iemand zich voelt, of iemand effectief in een situatie zit waarin hij/zij kan bewegen) die van moment tot moment kunnen variëren. Onze focus ligt op het begrijpen van de relatie tussen emoties en beweeggedrag bij oudere volwassenen, met als doel digitale interventies te ontwikkelen die effectiever kunnen zijn, net omdat ze meer inspelen op de context van het moment.

Welke invloed heeft ons gemoed op ons beweeggedrag?

In deze studie zagen we dat gevoelens tevredenheid, vermoeidheid en ontspanning leiden tot minder fysieke activiteit. Daarentegen vergroten somberheid en irritatie de kans op fysieke activiteit. Deze studie bevestigt ook dat intentie (de bereidheid en vastberadenheid om bepaald gedrag, zoals regelmatige lichaamsbeweging, uit te voeren) en eigen-effectiviteit (het vertrouwen in het vermogen om specifieke gedragingen succesvol uit te voeren om een bepaald doel te bereiken) ervoor zorgen dat oudere volwassenen meer gaan bewegen. Specifiek zagen we onderstaande resultaten:

  • Hoe ontspannener de oudere volwassene zich voelt, hoe kleiner de kans op fysieke activiteit in de 15, 30, 60, en 120 minuten na het ervaren van ontspanning.
  • Hoe tevredener de oudere volwassene zich voelt, hoe kleiner de kans op fysieke activiteit in de 15 minuten na het ervaren van tevredenheid.
  • Hoe vermoeider de oudere volwassene zich voelt, hoe kleiner de kans op fysieke activiteit in de 60 en 120 minuten na het ervaren van vermoeidheid.
  • Hoe groter de intentie/eigen-effectiviteit van de oudere volwassene, hoe groter de kans op fysieke activiteit in de 15, 30, 60, en 120 minuten na het meten van intentie/eigen-effectiviteit.
  • Hoe somberder de oudere volwassene zich voelt, hoe groter de kans op fysieke activiteit in de 15, 30, 60, en 120 minuten na het ervaren van somberheid.
  • Hoe geïrriteerder de oudere volwassene zich voelt, hoe groter de kans op fysieke activiteit in de 30 en 120 minuten na het ervaren van irritatie.

In de toekomst zouden activity trackers nieuwe factoren integreren om op het juiste moment suggesties te geven om te bewegen.

Deze studie biedt waardevolle informatie voor toekomstige technologische interventies, waardoor suggesties voor lichamelijke activiteit worden aangeboden wanneer oudere volwassenen het meest ontvankelijk zijn. Deze inzichten bieden de mogelijkheid om digitale interventies dynamischer te maken en beter in te spelen op gunstige momenten voor gedragsverandering. Personalisatie van interventies kan plaatsvinden op basis van factoren zoals vermoeidheid, intentie en specifieke emoties, waardoor het effectiever wordt oudere volwassenen aan te moedigen tot meer beweging.

Verdere kennis over contextuele factoren, zoals fysieke context (wie of wat is er aanwezig?), weersomstandigheden, agenda, ... is echter noodzakelijk voor een volledig gepersonaliseerde benadering.